Dec 2014
Mag een collectieve installatie met zonnepanelen worden geplaatst op appartement of moet elk appartement beschikken over zijn eigen installatie? Het antwoord is afhankelijk van de datum van de aanvraag van de bouwvergunning.
Onderstaande gevallen gelden voor dossiers met datum vergunningsaanvraag of melding vóór 01/01/2014, waarvan de EPB-aangifte wordt ingediend na 01/01/2014:
Geval 1. Voor dossiers met datum vergunningsaanvraag of melding vóór 1/11/2013: Enkel fotovoltaïsche zonne-energiesystemen (zonnepanelen) die volledig geplaatst zijn op het gebouw waar het beschouwde EPW- of EPU-volume deel van uitmaakt (d.w.z. op daken of gevels), worden beschouwd. Andere systemen op het eigen perceel worden niet beschouwd, bv. systemen boven een parkeerterrein of op het dak van andere, vrijstaande gebouwen (bv. garage of atelier).
Geval 2. Voor dossiers met datum vergunningsaanvraag of melding vanaf 1/11/2013: Enkel fotovoltaïsche zonne-energiesystemen die volledig geplaatst zijn op het perceel waarop het beschouwde EPW-of EPU-volume zich bevindt, worden beschouwd. Andere systemen worden niet beschouwd.
Als het gebouw waarop het PV-systeem ligt (geval 1) of het perceel waarop het PV-systeem is geplaatst (geval 2), verschillende EPB-eenheden (residentieel en/of niet-residentieel) bevat, dan wordt de opbrengst van het PV-systeem verdeeld over de verschillende EPB-eenheden a rato van hun volume ten opzichte van het totale volume van alle EPB-eenheden samen, met inbegrip van alle onverwarmde ruimten en delen waarvoor er geen E-peilberekening geldt (bv. onverwarmde zolders, serres, kelders, ondergrondse parkeergarages,…). U vindt bijkomende uitleg in paragraaf 12.1.1 van Bijlage V: ‘Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen’ (pdf-bestand 1,8 MB) bij het Energiebesluit. De volumeverdeling moet in alle gevallen worden toegepast, ook als het PV-systeem in werkelijkheid slechts aan 1 of aan een aantal EPB-eenheden elektriciteit levert.
Ook zonnepanelen die voor datum van de startverklaring geplaatst zijn op het gebouw (geval 1) of het perceel (geval 2) waarin het beschouwde EPW- of EPU-volume zich bevindt, mogen worden beschouwd.
In de EPB-software Vlaanderen is het enkel mogelijk natuurlijke getallen in te vullen bij “aantal”. Daarom stelt het VEA volgende workaround voor:
Voor elke EPB-eenheid berekent u het bijhorende piekvermogen van een fotovoltaïsche installatie door het totale piekvermogen (piekvermogen paneel x aantal panelen) van de PV-panelen te verdelen a rato van het volume van de EPB-eenheden.
Mochten er verschillende systemen zijn (verschillende oriëntatie, helling, beschaduwing, .) dan herhaalt u bovenstaande methode voor elk van die verschillende systemen.
Voor dossiers met datum vergunningsaanvraag of melding na 01/01/2014 is het iets makkelijker:
Als de zonnepanelen gemeenschappelijk zijn aangesloten en er meerdere EPB-eenheden (residentieel en/of niet-residentieel) en/of delen in het gebouw die geen afzonderlijke EPB-eenheid vormen (al dan niet verwarmd), dan wordt de opbrengst verdeeld over de verschillende volumes, die gezamenlijk aangesloten zijn op deze installatie, à rato van hun volume V_EPR of V_EPNR ten opzichte van het totale volume van de gebouwdelen die de opbrengst van het gemeenschappelijk fotovoltaïsch zonne-energiesysteem delen. Dit is enkel van toepassing wanneer er wordt verwarmd met een gemeenschappelijke warmtepomp. Voor alle andere gevallen moet er een aparte omvormer per appartement voorzien worden.
Alleen fotovoltaïsche zonne-energiesystemen die na datum van de startverklaring volledig geplaatst zijn op het perceel waarop de beschouwde EPB-eenheid zich bevindt, worden beschouwd. Andere systemen mogen niet in rekening worden gebracht.
PV-panelen die zijn aangesloten op de gemeenschappelijke delen en waarbij niet verwarmd wordt met een collectieve warmtepomp mogen niet in rekening worden gebracht.